Kwaliteit van leven
19 Jun, 2025
Door Marieke Lebbink
Als genezing niet meer mogelijk is, kun je met de juiste voeding klachten verlichten en kwaliteit van leven positief beïnvloeden. Het advies hangt af van het ziektebeeld, de (on)mogelijkheden en de wensen van de cliënt. Het vraagt dus om maatwerk. Pas in de terminale fase kunnen specifieke dieetkenmerken losgelaten worden en komt de emotionele rol van voeding op de voorgrond te staan.
Jaren geleden kreeg mijn vader prostaatkanker en stond hij niet open voor complementaire therapieën, wat ik lastig vond. Aanvankelijk reageerde hij goed op chemotherapie maar helaas bleek hij uitzaaiingen in zijn botten te hebben. Een jaar na de diagnose ontwikkelde hij binnen een week een dwarslaesie en was ‘uitbehandeld’. Hij raakte verlamd en werd door mijn moeder en de thuiszorg verpleegd. Door onvoldoende beweging had hij veel last van obstipatie, maar gelukkig konden we met voeding en supplementen deze uitzichtloze situatie dragelijker maken. Met een combinatie van voldoende vocht, vezels, laxerende voedingsmiddelen zoals pruimen en gebroken lijnzaad, specifieke massages en probiotica ging het een paar maanden een stuk beter. Later werden klysma’s echter ook noodzakelijk. In de terminale fase is de verbinding en de voorbereiding op het naderende afscheid het belangrijkste en daarin speelt voeding ook een rol: samen nog één keer een drankje drinken is ineens heel bijzonder.
Toen een vriend de diagnose galwegkanker kreeg, bleek al snel dat er geen zicht was op genezing. Zijn levensverwachting was nog vier maanden en wat was hij verdrietig. En ook strijdlustig, want hij was nog helemaal niet klaar met het leven. Wellicht droeg dit eraan bij dat hij open stond voor complementaire adviezen? Ik nam contact op met zijn arts en die gaf mij alle ruimte. Na literatuuronderzoek adviseerde ik hem kurkuma aan zijn dieet toe te voegen en ik leerde hem meer over licht verteerbare voedselcombinaties, waardoor zijn kwaliteit van leven aanzienlijk toenam. Ook werd er een gebedsdienst georganiseerd. Of het zijn levenskracht was, mijn adviezen, de gebedsdienst of een combinatie van dit alles blijft onduidelijk, maar hij heeft nog vier jaar van het leven kunnen genieten.
Ook binnen de praktijk kom ik regelmatig in aanraking met cliënten in de palliatieve fase. Zo had ik deze week een huisbezoek bij een negentigjarige dame die ik al acht jaar in zorg heb. Ze heeft frontale vasculaire dementie en hierbij zit de vergeetachtigheid in het handelen. Ze ziet er tiptop uit maar vergeet te eten en te drinken en dat levert obstipatie, pijn en ondervoeding op. Ze wil niet naar een verpleeghuis; ze heeft dan liever een 'spuitje'. Ze krijgt ’s morgens hulp maar het is onvoldoende om alle voedingstoffen binnen te krijgen. Ze vindt haar kwaliteit van leven slecht en heeft haar euthanasiewens met de huisarts besproken en die gaat akkoord. Maar wat is dan het goede moment? We zitten buiten in het voorjaarszonnetje onder haar bloeiende bomen en hebben een goed gesprek over de zin en de kwaliteit van leven. Ook de voedingsopties komen aan de orde maar zijn beperkt in haar thuissituatie. Uiteindelijk adviseer ik eerst een ander merk probiotica en prokinetica, een kruidenmiddel, dat de samenwerking tussen de verschillende organen bevordert. Deze adviezen passen binnen haar structuur en zijn momenteel haalbaar. 'Ik weet niet of ik er over vier weken nog ben hoor', zegt ze tijdens het afscheid. En stiekem hoop ik dat haar 'hemelwens' spoedig op een natuurlijke manier in vervulling zal gaan.