Professie en creatie

13 Dec, 2022

Door Henne Arnolt Verschuren

 

In een training die ik onlangs gaf aan begeleiders vroeg een van de deelnemers of ze mijn programma mocht gebruiken voor haar eigen trainingen. Ik heb daar nooit zoveel moeite mee, alleen moest ik haar teleurstellen: ik had geen programma op papier staan. Haar verbazing had niet groter kunnen zijn en haar reactie was: ‘Dan ben je nog beter dan ik dacht’. In haar verdere zelfonderzoek bleek dat zij iemand was die haar programma altijd helemaal uitschreef en dat het misschien tijd werd om dit wat meer los te laten.

Hier loop ik wel vaker tegenaan, met name met co-trainers, maar ook met studenten. Meestal werk ik niet met een programma en als ik het al heb, dan kan ik er zomaar van afwijken. Wat niet betekent dat ik daarbij het onderwerp of het thema loslaat. Maar de invalshoek en de oefeningen worden regelmatig heel anders dan vooraf besproken. Wat me overigens het probleem oplevert dat ik zelf achteraf vaak niet precies meer weet wat ik gedaan heb. Waar mogelijk vraag ik weleens aan de assistenten om dat voor me op te schrijven. Om de keer daarop toch weer iets anders te doen.

Voor mij is iedere training nieuw, ook al gaat het over hetzelfde onderwerp. Het gevoel dat daarbij hoort is dat ik weer ‘mag’. Dat levert een spannend soort nieuwsgierigheid op: ik stap in een nieuwe situatie en weet niet wat die gaat brengen. Net zoals een muzikant of een acteur ben ik opnieuw aan het uitvinden. De uitvoering van een muziekstuk kan nooit hetzelfde zijn en zo beleef ik het geven van een training ook. Creëren staat altijd in relatie ‘tot’. Dat ‘tot’ kan van alles zijn: het moment, de omgeving, de toeschouwers of deelnemers, mijn eigen conditie en stemming. Als ik creëer stap ik in die relatie, die per definitie nieuw is. Als professional willen we graag geloven dat het resultaat bereikt wordt door ons handelen. Daarmee proberen we de uitkomst controleerbaar te maken en uit te vinden wat het beste ‘werkt’. Op dat moment stoppen we met creëren en treden we niet iedere situatie meer tegemoet als nieuw, als iets wat zich niet eerder heeft voorgedaan.

Afgelopen zomer namen mijn vrouw en ik deel aan een training Dharma Art.1,2 Het principe in Dharma Art is dat je creëert vanuit directheid, onzelfzuchtigheid en non-agressie. Bij een van de oefeningen moesten we voor een leeg papier gaan zitten met daarnaast een penseel en zwarte inkt en wachten op een impuls. Om vervolgens met volledige aandacht het penseel in de inkt te dopen en één beweging iets op het papier te zetten. Daarna vouwde je het papier op, legde het naast je neer en keek je opnieuw naar het volgende lege papier. Het moment was voorbij, het opgevouwen papier bleef niet bewaard, je liet het los en een volgend moment voor datgene wat daarna kwam was aangebroken.

Arawana Hayashi3, de trainster, benadrukte steeds opnieuw de Japanse term ‘mah’, de ruimte tussen het ene en het andere moment, tussen de woorden, de noten van de muziek, de in- en uitademing. In de ‘mah ‘ is er even niets, een niets van waaruit een nieuwe creatie kan ontstaan, iets wat er eerder niet was. Ik word het meest gelukkig als ik in deze openheid en vrijheid kan werken, als ieder moment een nieuw moment is waarnaar we met elkaar nieuwsgierig kunnen zijn.

Bronvermelding:
1. Chögyam Trungpa. (1996). Dharma Art. Boston & London: Shambala. ISBN 9781570621369
2. Chögyam Trungpa. (2008). True Perception – The Path of Dharma Art. Boston: Shambala. ISBN 9781590305881
3. Arawana Hayashi. (2021). Social Presencing Theater – The Art of making a True Move. Cambridge: PI Press. ISBN 9780999717974

studeerde af in sociaal-culturele wetenschappen en gezinstherapie. Vervolgens schoolde hij zich in lichaamsgeoriënteerde psychotherapie, sjamanisme en traumahealing. Van 2004 tot 2015 was hij directeur van Bodymind Opleidingen, waar hij nog steeds lesgeeft, onder andere in systemisch werk. Daarnaast heeft hij een praktijk

Laat een reactie achter