Kunnen voedingsstoffen helpen bij dementie?

22 Feb, 2016

Door: Fleur Kortekaas

De verwachting is dat in 2050 wereldwijd ongeveer 135 miljoen mensen zullen lijden aan dementie.De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) geeft daarom onderzoek naar de preventie en behandeling van dementie de hoogste prioriteit.

Bij dementie nemen cognitieve vaardigheden af en wordt het geheugen in toenemende mate aangetast. Uit verschillende observationele studies blijkt dat bepaalde voedingsstoffen, omega-3 vetzuren, vitamine B11, B12, B6, C, D en E, het proces van cognitieve achteruitgang en het optreden van dementie zoals de ziekte van Alzheimer mogelijk kunnen uitstellen. Daarom is de laatste jaren veel experimenteel onderzoek uitgevoerd in gerandomiseerde klinische studies (RCTs). Deze onderzoeksmethode is ten opzichte van observationeel onderzoek minder gevoelig voor fouten. Over deze RCTs is recent een systematische review uitgevoerd. In een systematische review worden alle onderzoeken met dezelfde onderzoeksvraag systematisch samengevat.

Vierentwintig studies zijn meegenomen in deze review.

Zes studies behelsden onderzoek met omega-3 vetzuren. De dosering liep uiteen van 400 mg tot 2200 mg. De studieperiode varieerde van zes maanden tot ruim drie jaar. Van deze zes studies toonden drie een positief effect aan op het geheugen en het dagelijks functioneren, de andere drie studies lieten geen effect zien.

Zeven studies vergeleken de werkzaamheid van de vitaminen B6, B11 en B12. Ook hier verschilde bij de diverse onderzoeken de dosering, de studieduur (van 12 weken tot 6.6 jaar) en de uitkomstmaten. Analyse van de resultaten toont geen significant effect aan van deze B vitaminen op het cognitief functioneren.

Drie studies onderzochten de werking van vitamine E. Deze studies hadden onderzoeksgroep waarvan de grootte varieerde van 769 tot 6377 personen, de studieduur varieerde van 3 tot bijna 10 jaar. Ook deze onderzoeken laten geen significante effecten zien. Een reden hiervoor kan zijn dat er niet gekeken is naar een goede verhouding van omega-3 en omega-6 vetzuren. Andere verklaringen kunnen zijn, dat voor een gunstig effect in een eerder stadium van de ziekte gesuppleerd moet worden en dat de nutriënten status van de patiënt bekend moet zijn. De onderzoekers adviseren dat bij vervolgonderzoek ook leefstijlfactoren meegenomen moeten worden, zoals de mate van beweging en de dagelijkse voeding. (Forbes, Holroyd-Leduc, Poulin, & Hogan, 2015).

Het complete artikel is hier te lezen.

Bron:
Forbes, S. C., Holroyd-Leduc, J. M., Poulin, M. J., & Hogan, D. B. (2015). Effect of Nutrients, Dietary Supplements and Vitamins on Cognition: a Systematic Review and Meta-Analysis of Randomized Controlled Trials. Canadian Geriatrics Journal : CGJ, 18(4), 231–45. doi:10.5770/cgj.18.189

is natuurgeneeskundige en klinisch epidemioloog. Ze is als (freelance) auteur, docent en onderzoeker gespecialiseerd in het vakgebied van de complementaire, alternatieve en functionele geneeskunde. In haar werk staan kennisoverdracht en kennisontwikkeling in deze geneeswijzen centraal. Zij levert wetenschappelijke informatiediensten binnen het werkveld.

Laat een reactie achter